ja, ja, daar was ie weer!
Met een weekje ertussen deze week:
Een wonderkind van zestigElkerbout / Nieuwerf / Lennaert Nijgh
noot: Op de CD Een nieuwe herfst van Boudewijn de Groot worden als schrijvers vermeld: Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Van de lp 'Hoe wordt een mens een ster...' 1977
EMI-Bovema 5C 064-25701
Toen ie in de jaren dertig debuteerde,
een bleek Titaantje in zo'n veel te wijde broek
wiens tere poëzie de crisistijd trotseerde,
naar hoger idealen en menselijkheid op zoek,
toen werd zijn werk geroemd van alle kanten,
op zo'n talent had men nu jarenlang gewacht.
Hij zag zijn naam opeens gedrukt in alle kranten,
ze vonden hem nog beter dan ie zelf ooit had gedacht.
De mandarijnen maakten ruzie in hun blaadjes
en elk van hen had hem het eerst ontdekt.
Hij werd het middelpunt van culturele praatjes
en al was ie pas begonnen, de verwachting was gewekt.
Want een wonderkind van twintig,
da's altijd een goed begin.
Ja die jongen kan wat worden,
ja daar zit nog heel wat in.
Maar ja, van kunst alleen kan niemand leven,
dus het werd een baantje bij een grote krant,
en wat ie verder van z'n leven heeft geschreven,
hield met z'n idealen geen verband.
't Was de bezetting, die z'n vuur weer deed ontwaken,
hij wou de ondergrondse in als held.
Hij zou de vijand wel eens goed weten te raken,
met de bezieling van z'n literair geweld.
Het concentratiekamp kwam hij nog wel te boven,
maar idealen had ie daarna toch niet meer,
want alles waar ie ooit in kon geloven,
was verpletterd met de kolf van een geweer.
En een wonderkind van veertig,
da's altijd een naar geval
dat misschien eens iets kon worden,
maar dat niets meer worden zal.
Ach hij deed nog wel een keertje een vertaling,
of zoiets, waarvoor ie nauwelijks werd betaald.
Maar zijn debuut was niet meer vatbaar voor herhaling
en naar z'n nieuwe werk werd door geen mens getaald.
Hij heeft nog jaren, eenzaam drinkend, zitten wachten
in een hoekje van de kunstenaarssociëteit,
waar de jongens nauwelijks om z'n grappen lachten,
maar een borrel kon ie altijd aan ze kwijt.
Ze hebben 'em op z'n kamertje gevonden,
met een briefje aan z'n kinderen in z'n hand.
En toen schreven ze dat ze hem waarderen konden
en hij kreeg een stukkie in Vrij Nederland.
Maar een wonderkind van zestig,
da's een akelig gezicht,
en om consequent te blijven,
deed ie zelf het doek maar dicht.