1. Ik kom morgen op tv.
2. Ik heb de koningin ontmoet.
3. Ik heb een aantal jaar geleden een autosleutel gevonden en nooit naar de gemeente gebracht.
4. Patrick Lodiers is een kennis van me.
5. Ik sta met Kabouter Klus op de foto.
6. Ik heb een keer coke in mijn cola gehad zonder dat ik het doorhad.