1. Ik was het lastigste kind van de 3 uit het gezin.
2. Ik mocht altijd vooraan staan bij de kleuterballetuitvoeringen.
3. Ik moest op m'n vierde een bril en schaamde me kapot.
4. Ik wilde nooit verkleed naar een feestje en op het laatste moment toch wel.
5. Ik was het lievelingetje van de kleuterjuf.