Een kleine anecdote en overweging - wees zorgeloos en onbevreesd want het zal eindigen in een vraag. De vraag is natuurlijk of dat ook bij het Bestaan is - maar dat is topiclijk on-topic maar posterieur offtopic.
Enfin, ik was dus net aan het stofzuigen. Dat was al te lang niet gebeurd. Nu heb ik niets tegen stofzuigen, of uberhaupt geestdodend werk, op z'n tijd. Mijn geest was alleen al een tijdje levend, dus tijdelijk was het niet de tijd geweest. Enfin, dogmatische principes zijn er om te breken, dus ik ging geestig en begeesterd aan het zuigen van stoffelijkheden.
En toen kwam het zo voor dat ik een dode vlieg op zoog. Waarschijnlijk op een onbewaakt moment binnengevlogen op zoek naar grote rijkdommen - die vervolgens uitermate teleurstellend bleken. Enfin, ik had ook niet een schoteltje vliegenvoer neergezet = dus hij kon geen nieuwe energie opdoen. Hij verbruikte met bewegen, en algeheel 'leven', wel energie - dus de wet van behoud van energie bepaalde dat hij na enige tijd het loodje legde.
En tijdens het zuigen van stof zoog ik dus het stof waartoe het beestje wederkeerde op.
En toen begon ik me dus wat af te vragen.
Hier is het stoffelijke biologische aspect van leven en dood zo duidelijk - zo vanzelfsprekend. Zouden wij, mensen, dan minder vertrokken van pijn en vrees voor de dood zijn - als er Grote Zuigende Wezens [zgn. Big Suckers] zouden zijn? Minder nadruk op rouwen en blijven stilstaan terwijl de rest van de wereld doorholt - meer nadruk dat het lichaam het op enig moment niet meer deed. Jammer, maar onvermijdelijk.
Of is dan de vraagstelling eigenlijk incompleet? Is het rouwen kwalijk - opdat we te veel stilstaan bij de dood? Of staan we stil bij de dood - en rouwen we daarom? Of komt het allicht toch door de intuitieve scheiding van materie en geest? Maar dan, wederom, als iemand in gedachten doorleeft - waarom kan je dan niet het lichaam opruimen?