Helaas, dat is niet goed. Je had in de stijl van de eerste vraag moeten denken, en dan een filosofische kant eraan breien. Het juiste antwoord, waarom de steen nooit op de grond valt is:
Je laat de steen van een hoogte vallen. De hoogte doet er niet toe. Eerst valt hij de helft van de afstand. Vervolgens valt hij weer de helft van de nog overgebleven afstand tot de grond. Dit blijft zich herhalen... Doordat de steen telkens de helft van de overgebleven afstand valt zal de steen nooit de grond raken... (hopelijk is het zo een beetje duidelijk)
Als er dadelijk reclame is zal ik de volgende vraag erop zetten...
Klopt niet.
0,9999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999 in het oneindige is gelijk aan 1
want 0,999 oneindig keer 10 is 9,999 oneindig. 9,999 oneindig - 0,999 oneindig is 9. Je hebt nu 10x0,999-1x9,999 gedaan = 9x0,999 oneindig = 9 oftewel 0,999 oneindig is 1.
Ik hoop dat ik duidelijk ben. (Mijn wiskundeleraar is duidelijker)