‘Ik heb vaak pech,’ heeft Abbring aan het begin van het gesprek gezegd. ‘Fysiek dan.’ Een voorbeeld: vorig jaar heeft ze een dubbele longembolie gehad. Trombose opgelopen onderweg in het vliegtuig naar Thailand, daar razende pijn van wat achteraf een bloedpropje in de longen bleek. ‘Ik heb nachten rechtop in bed gezeten, maar een arts daar wuifde wet weg: ‘heftig hè, Thai massage?’ En ik hád me laten masseren. Misschien zat er een spier fout, ik wilde me niet aanstellen. Toen ik thuis bij een huisarts zat, liet die meteen een ambulance aanrukken. Ik had nooit terug mogen vliegen. De kans was groot dat ik het loodje had gelegd.’
Eigenlijk, zegt ze, is het een geluk dat ze dat had meegemaakt. Want toen ze daar in die poel in Zuid-Afrika plonsde, wist ze onmiddellijk: dit gaat niet goed. ‘Toen ik aan de kant was gehesen, zei iedereen: niks aan de hand, je kwam goed terecht, met je voeten in het water. Maar ik weigerde overeind te komen. Het is een typische happy-nezz-uitdrukking, maar door die longembolie heb ik geleerd naar mijn lichaam te luisteren. Ik voelde meteen dat er iets heel erg stuk was.
‘We moesten die kloof uit, het begon al donker te worden. Ik ben op een plank gelegd en de mannen van de crew hebben mij, al klauterend, boven op hun hoofd aan elkaar doorgegeven. Ik weet nog precies hoe ik naar de sterren lag te kijken en dacht: als er nu toch niets aan de hand is, is dit de grootste afgang ooit. Want ik wist het natuurlijk niet zeker. Later bleek dat het heel goed is geweest dat ik ben blijven liggen. Ik had een dwarslaesie op kunnen lopen als ik was gaan bewegen.’
Hoe heb je die nacht in het ziekenhuis doorgebracht? Bang? Bellend?
‘Allebei. Ik heb mijn vader gebeld. Als kandidaat van Wie is de Mol mag je twee vertrouwenspersonen inlichten voor je vertrekt. Verder mag niemand weten dat je meedoet, dus je moet zeggen dat je op vakantie gaat, ofzo. Dat had ik tegen mijn vader gezegd, dat ik naar Frankrijk ging. En tegen mijn zus, uitgerekend de twee mensen met wie ik het meest close ben op de hele wereld, we spreken elkaar iedere dag. Mijn zus heeft net als ik geen relatie, ook geen kinderen, ze is mijn allerbeste vriending. Maar ze kan geen geheimen bewaren, ze is een open boek; ik wilde het haar niet aandoen dat ze haar mond moest houden terwijl ik zo iets gaafs aan het doen was. Dus ik had bedacht: ik vertel het haar achteraf. Ik had Arjen gekozen als vertrouwenspersoon, en mijn vriend, met wie het net uit was, maar die wel heel dichtbij me staat.
‘Goddank had ik de regels overtreden. Twee dagen voor vertrek heb ik toch óók aan mijn vader verteld dat ik naar Zuid-Afrika ging. Hij was de eerste die ik belde vanuit dat ziekenhuis. Mijn vader raakt nooit in paniek, ik wist dat hij me zou geruststellen. Hij zei meteen: ‘Ik kom eraan.’
Ze heeft zes weken lang gezelschap gehad in Zuid-Amerika, verteld Abbring: na haar vader kwamen twee vriendinnen, Arjen, vriend Rogier en haar zus. ‘Mijn zus heeft een vriendin in Zuid-Afrika, die is meteen die eerste nacht naar me toe gekomen. Zij heeft als een leeuwin voor me gevochten. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik ben overgeplaatst naar een goed ziekenhuis, geopereerd ben door de beste chirurg van het land. Wil je dat erin zetten, dat die mensen fantastisch zijn geweest? Dat laat ik het ze lezen.’