"Hallo lieve mensen - dat was me het tochtje wel!", bazuint Waldo als hij de hal binnenloopt.
De woorden echoën door de grote lege ruimte. Zodra zijn ogen aan het donker zijn gewend, dringt het besef door dat ook hier niemand is.
"Alle vindplaatsen op een stokje", murmelt hij: "hier ook al niemand.. Zouden ze me niet meer aardig vinden?" Langzaam begint het Waldo te dagen dat hij weleens helemaal alleen kan zijn op.. op.. ja waar is hij eigenlijk?
Gelukkig heeft hij nog onderdak - maar ja, waar haal je in onbekend gebied eten vandaan? "Weet ik veel wat je hier kunt eten.. Ik heb nog niets herkenbaars gezien - nog geen kiwi-cocktail! Je zal zien dat ze hier eigenlijk helemaal geen kiwi's hebben..", babbelt hij tegen zichzelf. Om er "Gelukkig kan ik jou nog eten", aan toe te voegen, nadat hij voor de zoveelste keer over zo'n loslopende vogel is gestruikeld. De vogel geeft een zeldzame blijk van kennis van Waldo's intenties en zet de aanval in.
Waldo zet het op een lopen - en komt kort later uitgeput bij enkele grote vormen die niet op bomen lijken.
"Een dorpje! Hier hebben ze vast wat te drinken en te eten", roept hij blij uit.
Ik denk het ook Waldo. Ziet er gezellig uit.