de duitser
Het kasteel wordt zwaar bewaakt.
In de bosjes vlak bij de poort zit een rover, die het kasteel binnen wil dringen. Maar hoe?
Er komt een ridder te paard aan galopperen.
Wie ben jij roept de bewaker. Ik ben ridder Bosch van Drakensteijn zegt de ridder.
Twaalf, zegt de bewaker.
Zes, antwoord de ridder.
De bewaker doet prompt de poort open en de ridder rijdt het kasteel binnen.
Twaalf, zes denkt de rover, dat is natuurlijk het wachtwoord. Je moet het bedrag zeker door 2 delen.
Hij is nog maar net uitgedacht of er komt een vrouwtje met een mand met eieren aangelopen.
Wie is daar roept de bewaker traditiegetrouw.
Dag bewaker, zegt het vrouwtje, zijn er nog eieren nodig?
Acht, zegt de bewaker.
Vier, zegt het vrouwtje.
Kom dan maar gauw naar binnen, want het is koud! zegt de bewaker schappelijk.
Ha, nu weet ik het zeker denkt de rover. Gewoon het getal door twee delen. Ik ga erop af.
Hij kruipt al voorzichtig achter de struiken vandaan, als hij er snel weer onder wegduikt, want daar komt zowaar een koerier aangegaloppeerd. Die heeft kennelijk haast.
Zes, roept de bewaker zonder dralen.
Drie, roept de koerier terug, en draaft door de poort heen, die haastig is opengegooid.
De rover maakt van de gelegenheid gebruik om snel weg te sluipen, en even later komt hij via een omweg op de poort toegelopen, terwijl hij een vrolijk deuntje op zijn viool speelt.
Wie is daar roept de bewaker.
Ik ben Fulco de Minstreel, beste vriend, zegt de rover. Ik kom jouw heer opvrolijken met zang en dans.
Tien, zegt de bewaker, op zijn qui vive.
Vijf, antwoord de rover zelfverzekerd.
Meteen stuift de bewaker echter op hem af, en voert hem onder bedreiging van zijn hellebaardier, af naar de kerker van het kasteel.
Weet jij welke vergissing de rover maakte?