dus samenvattend:
LDH:”plaatje 1: Lambik zegt tegen een op hem gelijkend persoon: "kom geef me nog wat van die bokkums" Die antwoord: "'k Snap er heus niks van"
LDH: plaatje 2: Lambik vraagt zich af: "Hoe moet ik die man nu aan zijn verstand brengen dat ik gerookte haringen moet hebben?"
LDH: plaatje 3: Lambik loopt in de regen, en heeft een deel van een tekstballonnetje: "gehaald/om er 'n hond door te/n gaan, he?
D*N: Plaatje 1: Ho o o Mandse (?) nieuwe haring. Pekelharing! Ha aaaa ring !!! ( zingende visman)
D*N: Plaatje 2: suske of wiske, iig die met het blonde haar zegt: Wacht even....ik heb er de koppen uitgeknipt (
) en ik geloof dat het bericht over de visserij op de achterkant staat.
D*N: Plaatje 3: ( zingende visman weer) Spijtig maar die zijn niet meer te krijgen! (kale meneer met hoed) WAT?! ( en dan begint de hoed te vliegen)
KD.:Plaatje 1: Lambik zegt: "Sidonia, waar is de krant van gisteren? Er stond iets in over de Belgische zeevisserij!" Sidonia: "Oei! Ik heb er vanmorgen de kachel mee aangestoken, Lambik!"
KD.:Plaatje 2: een silhouet rent over straat (lijkt me Lambik, of eventueel de look-a-like waar LdH het over heeft): "Wat mag daar aan de hand zijn? Gauw naar huis!"
KD.:Plaatje 3: Lambik, Sidonia, Suske en Wiske kijken samenn verbaast/geschokt naar een papiertje. Lambik zegt: "HO?" De anderen zeggen "!", " ?" en "?".
Vieffan: plaatje 1: A: Nee, Die werden aan de Belgische kust gevangen... enne... het blijkt daat niet pluis te zijn... Leest u maa de krant van gisteren!
Vieffan: plaatje 2 (twee delen): A: Ha! Gerooktie Haringen? Nou snap ik het hoor! U bedoelt van die goedbruinee? he?
----
B: Ja! Ja! Je bent er!
A: NAtuurlijk! Zo met dikke rus, is 't niet?
Vieffan: plaatje 3: B: Geef me eens een zootje arme-mensen biefstukken!
a: Pardon, ik versta u niet, meneer!
Schulz: plaatje 1: Lambiek roept iemand die met een stok op zijn nek loopt en aan de twee uiteinden een emmer.
Schulz: plaatje 2: Bij Sidonia thuis. Lambiek zit in stoel. Sidonia zegt iets van we hebben geen vis meer, ga eens wat halen.
Schulz: plaatje 3: bestaat uit twee plaatjes: Lambiek en die persoon met die balk in z’n nek. Bovenste plaatje zegt die gosert dat de vis zo lekker is, goed van de graat. Onderste plaatje zeg Lambiek dat het water al uit zijn mond stroomt.