A Nightmare In Thailand V Er heerst een stilte… Niemand weet wat te doen. De intensiteit van de explosie heeft niet alleen een leegte achtergelaten in het asfalt van de parkeerplaats, maar ook in de hoofden van de arme opgesloten persoontjes bij het tempelcomplex. Lucy ligt moedeloos op de grond, Bjorn zit neergeslagen op z’n hurken, Hulpdakdekker snikt nog steeds op z’n knieën, Lukie gaat met zijn handen door zijn haar en Dolfie bijt op haar lippen. Met alle kracht die ze heeft probeert ze de wond in haar hand dicht te drukken.
“Kan iemand… Kan iemand… Misschien een verbanddoos halen?” kreunt Dolfie.
TvD komt aangesjokt. Hij kijkt naar de brandende auto en laat z’n hoofd hangen.
“Die reisleider is dood evenals die man die naar de plee moest” zegt hij emotieloos.
Er is geen reactie meer. Niemand barst meer in tranen uit. Niemand schreeuwt meer hysterisch, zelfs Lucy niet. Er is droevigheid en enkel droevigheid. Behalve bij Dolfie.
“Kan iemand… een verbanddoos halen!” zegt ze agressiever.
“Laat mij maar, ” Hulpdakdekker staat treurig op en loopt alleen richting de cafetaria.
“Ik heb een EHBO-koffertje in de keuken zien hangen,” vertelt Lukie waarna hij z’n mobiel uit z’n broekzak haalt en probeert te bellen. “We moeten versterking hebben. We laten alles en iedereen arresteren die zich hier op dit terrein bevindt. Nee hè, geen bereik!” Woedend smijt hij z’n mobieltje op de grond.
“Er is een telefooncel iets verderop. Ik loop er wel heen met je,” zegt TvD.
“Ga je het redden, Dolfie?” vraagt Lukie.
“Ga nu maar. En bel meteen een ambulance.” Dolfie knijpt de schotwond dicht.
“Laten we gaan,” TvD loopt voorop, Lukie volgt hem.
Lucy staat op: “Ik moet hier weg. Ik kan niet langer naar dat brandende en naar dit bloedende wrak kijken.” Ze loopt weg.
Dolfie kijkt richting Lucy: “En bedankt…”
Bjorn is nergens meer te bekennen.
Op het moment waarop samenzijn het veiligste is, is de groep weer volledig opgesplitst. De White Temple Killer zal tevreden zijn.
Hulpdakdekker loopt door een stil cafetaria. Hij opent de deuren naar de keuken. Het is er stil.
“Wat een stank!” Hulpdakdekker haalt zijn neus op. “Een brandlucht? O, hemeltje! TvD’s frietpan staat in de fik!” Razendsnel komt Hdd in actie. Hij rukt een brandblusser van de muur en probeert deze op een of andere manier werkende te krijgen. “Hmmm… Wat een ding, waar is de aanknop?” Plots werkt hij. Door de kracht valt Hulpdakdekker achterover. Hij valt tegen een rek met messen en pannen aan, die allemaal naar beneden vallen. Niks raakt hem.
“Wat een geluk,” zegt een vrouwenstem.
Hulpdakdekker springt omhoog en kijkt om zich heen. “Wie is daar?”
Een spottend lachje, maar geen antwoord. Hulpdakdekker bukt, raakt het grote kapmes op, en kijkt argwanend om zich heen. Hij sluipt richting de uitgang, maar voelt aan de deuren. Gesloten. Hulpdakdekker slikt.
“Laat je zien dan, White Temple Killer. Laat dit een vrouw-op-man gevecht worden!”
Lukie en TvD lopen de hoek om.
“Hier staat de telefooncel!” zegt TvD. “O….”
De White Temple Killer heeft de telefooncel in de fik gezet.
“Dat gaat niet lukken dus,” zegt TvD.
Hulpdakdekker panikeert. “Kom tevoorschijn! Kom nu tevoorschijn!”
Aapje komt aangelopen met een gigantische vleesspies in haar handen. Een ijzerscherpe punt, waar normaal Thaise koeien mee doorboort en geroosterd worden, nadert Hulpdakdekker.
Dakdekker trekt wit weg. “Wie ben jij? Waarom doe je dit? Help. Nee, asjeblief. Asjeblieft, doe dit niet. Neee….”
Aapje drukt duivels de vleesspies door Hulpdakdekker’s buik. Hij kucht. “Help. Waarom? Doe mij dit niet aan…”
“Te laat. Domme toeristen. Ik haat jullie. Ik haat jullie uit het diepst van mijn hart. Jullie komen hier een beetje hersenloos foto’s maken: van tempels, van Thaise bewoners en van andere culturele aspecten. Alsof wij hier in Thailand een dierentuin zijn! Laat ons ons eigen leven leiden, geef ons niet het gevoel dat we ‘dieren’ zijn en dat jullie westerlingen de bezoekers zijn. Ik wil laten zien dat wij ook kunnen vechten – en zelfs sterker zijn.”
Hulpdakdekker kijkt haar aan. Hij leeft nog.
“Lopen! Nu!” roept Aapje terwijl de deuren achter Hulpdakdekker open worden gemaakt.
“Dit is mijn lieve Jann, hij is m’n medeplichtige. Vooruit. Hup hup. Lopen, dakdekker.”