De voortvluchtigen mogen zich alleen voortbewegen in de staat Victoria, wat nog steeds een redelijk groot gebied is. Twee voortvluchtigen waren ergens in een plaatsje in de middle of nowhere terecht gekomen en waren wanhopig op zoek naar een slaapplek. Bij een bijna-verlaten station kwamen ze een man tegen, en ze vroegen hem of ze met zijn telefoon wat nummers konden bellen. Dat mocht, maar niemand nam de telefoon op. Uiteindelijk vroegen ze of hij dan een taxi kon bellen, maar de man opperde dat ze de nacht ook bij hem mochten doorbrengen. Dat vonden de voortvluchtigen natuurlijk prima, ze waanden zich wel veilig bij deze vreemdeling in dit afgelegen stadje en gingen met hem mee naar huis. Daar werden ze nog wel aan het werk gezet om te helpen met hout hakken, maar dat deden ze natuurlijk graag in ruil voor zijn gastvrijheid.
Dan gaat er een telefoontje bij één van de Hunters. "Met je broer, heb je toevallig interesse in twee voortvluchtigen? Ze zijn bij mij thuis.".