Ik had mij enigszins voorgenomen om weereens te gaan schrijven. Liefst gewoon 1x per week. Iets korts. Niet eens direct voor een doel, niet voor een boek, maar gewoon omdat creatief schrijven leuk is, en ik doe het eigenlijk nooit.
Dus ik ben een klein uurtje geleden maar gaan schrijven. Wist ook niet waar het ging eindigen.
Kunnen vast overal dingen beter, maargoed, het ging om effies creatief bezig te zijn - niet direct om het eindproduct.
En no worries, ik ga hier niet ineens wekelijks dingen dumpen. Maar dit topic mag wel een schop gebruiken
Anyway, het eerste willekeurige schrijfsel gaat over
Het Amolpibeertje en de BoomOp een dag liep het Amolpibeertje naar de boom achter in de tuin. “Kan je je dat voorstellen?”, vroeg hij. De boom was net in slaap gesuft, en schrok wakker. ‘Harrumph’, bromde de Boom ‘Ja. Nou. Misschien. Dat hangt er vanaf wat je bedoelt’. “Waarom?”, vroeg het Amolpibeertje. ‘Nou omdat het ene makkelijker is voor te stellen dan het ander. En ik weet niet wat ik me moet voorstellen.’ “Oh. Wat kan je je dan niét voorstellen?”
Hier moest de Boom even over nadenken. Na een tijdje zei hij “Ik kan me niet voorstellen hoe het is om een Amolpibeertje te zijn”. ‘Maar ik weet weet wel hoe het is om een boom te zijn!’, zei het beertje enthousiast ‘het is vast heel saai en eenzaam.’ De Boom schudde en draaide met z’n takken zodat de bladeren ruisten “Nee. Daar is niets van waar.” ‘Echt niet?’, zei het beertje: ‘Dat kan ik me niet voorstellen..’
De volgende ochtend liep het beertje de tuin weer in. De boom zat niet zo om een praatje verlegen, maar vond het niet zo vriendelijk om weg te lopen. Daarnaast was het beertje, nog voor hij was aangekomen, al begonnen te praten. “Hoe kan ik het me dan wel voorstellen? Hoe het is om een boom te zijn?” ‘Je kunt proberen om een boom te worden. Dat je begint uit een eikel of een ander zaadje, en dat je dan eerst je wortels gaat aanleggen, en een stam bouwt, en bladeren, en je sap voelt ruisen.. Sommige van mijn beste vrienden zijn zo begonnen als boom.’ “En kan dat ook nu direct even, nog voor de lunch zeg maar”, vroeg het beertje. ‘Hoe laat moet je lunchen?’ Het beertje zei dat hij toch wel zeker een uur had, maar de Boom leek dit aan de korte kant. In een uur tijd kon je nauwelijks aandacht besteden om elk afzonderlijk blad te maken, en als je dat niet deed, hoeveel wist je dan helemaal hoe het was om een boom te zijn.
Maar misschien, dacht de Boom, was het al genoeg om te doen alsof. Hij liet het beertje rechtop staan, met de armen wijd en ietsje omhoog, de vingers zo uitgestrekt mogelijk. ‘En nu heel stil blijven staan’, zei de Boom, ‘Voel je de wind’. Het beertje knikte instemmend. ‘En als je nu heel heeeel goed voelt, dan voel je ook je sap stromen. Diep vanuit je wortels, omhoog, omhoog, door je armen, helemaal tot in je vingers’. Het Amolpibeertje fronste, peinsde, tastte diep in zich, en toen, ja, daar, daar voelde hij de sapstromen. In de topjes van zijn vingers, en in het diepst van zijn wortels. “Oh”, zei het beertje, “voel ik dat nu goed? Wonen hier ook woelmuisjes onder de grond?” ‘Ja’, antwoordde de boom gelukzalig ‘Ze hebben pas jonkies gekregen. Ik ben echt zo blij voor ze.. hun vorige jonkies ging het niet zo goed mee, maar misschien deze keer..’ Terwijl de Boom honderduit vertelde over de wormpjes, en pissebedden, en paddestoelen, en hoe je je bladeren moest draaien om zoveel mogelijk licht te vangen, begon een klein vogeltje een nestje te bouwen in de kruin van het Amolpibeertje. Toen rond lunchtijd het Boompje weer een Beertje werd, en het nestje voorzichtig afzette, ging het zich allemaal dingen voorstellen die volstrekt onvoorstelbaar waren.